Mr Gerard van Westen

Passie om uw vraagstukken op te lossen.

Fiscaal adviseur loonheffingen en arbeidsrecht

Belastingvrije studieuitkeringen voor kinderen van werknemers uit personeelsfondsen (20 dec 2018)

Volgens de Wet LB wordt degene die loon geniet uit een vroegere of bestaande dienstbetrekking van een ander ook beschouwd als werknemer. Een voorbeeld  hiervan is de situatie waarin een kind een uitkering ontvangt van de (vroegere) werkgever van zijn vader.  In de praktijk gaat het dan vaak om een tegemoetkoming in de studiekosten van een kind van een (ex-)werknemer. Daarop moet dan in principe loonbelasting worden ingehouden. De vraag is in de eerste plaats of het daadwerkelijk tot afdracht van loonbelasting komt. De algemene heffingskorting is namelijk vaak hoger dan het bedrag van de verschuldigde belasting.

De Wet LB kent voorts een mogelijkheid tot onbelaste uitkeringen aan studerende kinderen van werknemers. Daarvoor moet gebruik worden gemaakt van een zogenoemd personeelsfonds, waaraan de werknemers op vrijwillige basis kunnen deelnemen. Zowel de werknemers als de werkgever moeten jaarlijks een bedrag in het personeelsfonds storten, maar als de bijdrage van de werkgever niet hoger is dan het totaal van de werknemersbijdragen zijn uitkeringen uit het fonds belastingvrij. De deelnemers kunnen het fonds verzoeken om een uitkering toe te kennen die bestemd is voor consumptieve doeleinden, maar dat mogen geen uitkeringen of verstrekkingen zijn in verband met ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie of overlijden. Die zijn wel belastbaar.

Uitkeringen voor de aanschaf van bijvoorbeeld koelkasten zijn echter belastingvrij. Hetzelfde geldt voor bijdragen in de studiekosten van kinderen van werknemers. Feitelijk krijgen de werknemers (indirect) gewoon hun eigen inleg terug echter tot maximaal 50% aangevuld met belastingvrije bijdragen van de werkgever aan het fonds. Deze mogelijkheid wint aan belangstelling omdat aldus het opbouwen van een studieschuld door de kinderen van werknemers wordt voorkomen of gematigd.

In de rechtspraak is verder beslist dat de vrijstelling kan werken ook al heeft het personeelsfonds, anders dan de Wet LB lijkt te suggereren, nog geen vijf jaar bestaan. Volgens de Hoge Raad is de fondsenvrijstellingsregeling van toepassing in het jaar na oprichting van een personeelsfonds, mits de bijdrage van de inhoudingsplichtige tussen de oprichting van het fonds en het kalenderjaar waarin de uitkering plaatsvindt even groot was als of lager was dan de bijdrage van de bij het fonds betrokken werknemers in deze periode.